Concurrentie medisch specialist en ziekenhuis

Een concurrentiebeding hoort niet alleen maar zuiver taalkundig te worden uitgelegd.

Enige tijd geleden heb ik in een bijdrage aandacht besteed aan een uitspraak van de voorzieningenrechter Maastricht, waarvan ik voorspelde dat er hoger beroep zou worden ingesteld.

Dat is gebeurd en het hof Den Bosch heeft in deze zaak 25 februari 2020 uitspraak gedaan. De casus is als volgt: een aan een ziekenhuis verbonden radioloog in vrije vestiging ontving bij haar vertrek goodwill en ging in loondienst bij een ander ziekenhuis werken en wel binnen de “verboden” termijn van 2 jaar en straal van 30 km.

In de overeenkomst staat dat er bij deze concurrentie geen aanspraak op goodwill bestaat.

De Voorzieningenrechter Maastricht vond het in loondienst gaan niet onder het concurrentiebeding vallen (een beding waarbij iemand zich beperkt , moet ook beperkt en strikt worden uitgelegd) en bovendien heeft een radioloog geen eigen patiënten , die deze “mee kan nemen” naar de nieuwe werkgever.

Het ging om een kort geding. In kort geding worden ordemaatregelen getroffen. Het kort geding geeft geen definitieve beslechting van het geschil. Dat gebeurt in een bodemprocedure waarin standpunten uitvoerig worden toegelicht en getuigen en deskundigen kunnen worden gehoord. Dat kan allemaal niet in kort geding. De rechter in een bodemgeschil is ook niet gebonden aan een eerdere uitspraak in kort geding.

Het hof twijfelt aan de motivering van de voorzieningenrechter: het beding kan niet alleen grammaticaal worden uitgelegd. Het hof sluit niet uit dat de bodemrechter zal oordelen dat iedere deelname in het verlenen van concurrerende zorg onder het beding valt. In kort geding kan volgens het hof de rechtsvraag echter niet worden beantwoord: het kort geding is gericht op het verkrijgen van een voorlopige ordening en niet recht vaststellend.

Daarmee geeft het hof de kaders van een kort geding helder weer.

De uitspraak van de Voorzieningenrechter blijft in stand , mede omdat de periode van 2 jaar (van niet-concurrentie) bijna is afgelopen.

Het hof gaat niet inhoudelijk in op het punt van de voorzieningenrechter dat een radioloog geen poortarts is en geen eigen patiënten heeft. Een naar mijn mening belangrijk argument. Het hof oordeelt dat dit niet in de weg staat aan de reikwijdte van het beding. Jammer dat dit argument niet beter uit de verf is gekomen.

Maar de les uit dit kort geding in twee instanties lijkt mij wel te zijn, dat een medisch specialist – die goodwill ontvangt bij diens vertrek – zich beter aan de termijn en straal van een concurrentiebeding kan houden, in welke rol deze ook verder gaat praktiseren.