Schade-varing

Liander beheert onder meer een ondergrondse hoogspanningskabel. In 2000 heeft de provincie Noord-Holland aan een aannemer opdracht gegeven tot beschoeiing aan de oever van de Vecht. De aannemer voert de werkzaamheden voert de aannemer van af een ponton op het water. Door een fout van de aannemer raken kabels van Liander beschadigd. In deze zaak vordert Liander vergoeding van de schade.

De Hoge Raad stelt vast dat de kabel is beschadigd door het gebruik van te lange beschoeiingspalen en dat - omdat de aannemer heeft geheid vanaf een ponton - sprake is van "schade-varing". Voor schade-varing (schade veroorzaakt door een boot op het water) geldt een korte verjaringstermijn van twee jaar die inmiddels was verstreken. In een geval van samenloop tussen een onrechtmatige daad en schade-varing kan die verjaringstermijn niet worden opgerekt door de vordering uitsluitend te baseren op onrechtmatige daad waarvoor een verjaringstermijn van 5 jaar geldt.

De vordering - die Liander tegen de aannemer heeft ingesteld - stoelt evenwel op verwijten van andere aard dan die verband houden met het gebruik van schepen (en daarmee gelijkgestelde voorwerpen), namelijk dat er te lange beschoeiingspalen zijn gebruikt en het gebruik van de ponton als zodanig niet relevant is. Zou de onderaannemer niet hebben gekozen voor het gebruik van de ponton, maar de werkzaamheden vanaf de wal hebben uitgevoerd, dan zouden de verwijten aan het adres van de aannemer niet anders hebben geluid.

De aanwezigheid van het ponton speelt - volgens de Hoge Raad - ook geen rol in de schadeveroorzaking. Van samenloop van rechtsvorderingen tegen dezelfde persoon is dus geen sprake. De door Liander jegens de aannemer ingestelde rechtsvordering kan dan ook niet worden aangemerkt als een rechtsvordering tot vergoeding van schade, veroorzaakt door een schade-varing, maar een onrechtmatige daad, waarvoor de langere verjaringstermijn geldt.